Impara Lingue Online! |
||
|
|
| ||||
Hij is in slaap gevallen, hoewel de televisie aanstond.
| ||||
Hij is nog gebleven, hoewel het al laat was.
| ||||
Hij is niet gekomen, hoewel we afgesproken hadden.
| ||||
De televisie stond aan. Toch is hij in slaap gevallen.
| ||||
Het was al laat. Toch is hij nog gebleven.
| ||||
Wij hadden afgesproken. Toch is hij niet gekomen.
| ||||
Hoewel hij geen rijbewijs heeft, rijdt hij auto.
| ||||
Hoewel de straat glad is, rijdt hij hard.
| ||||
Hoewel hij dronken is, gaat hij met de fiets.
| ||||
Hij heeft geen rijbewijs. Toch rijdt hij auto.
| ||||
De straat is glad. Toch rijdt hij zo hard.
| ||||
Hij is dronken. Toch gaat hij met de fiets.
| ||||
Zij vindt geen baan, hoewel ze gestudeerd heeft.
| ||||
Zij gaat niet naar de dokter, hoewel ze pijn heeft.
| ||||
Zij koopt een auto, hoewel ze geen geld heeft.
| ||||
Zij heeft gestudeerd. Toch vindt ze geen baan.
| ||||
Zij heeft pijn. Toch gaat ze niet naar de dokter.
| ||||
Zij heeft geen geld. Toch koopt ze een auto.
| ||||